REPORTAGE GEPUBLICEERD IN [RED.] | Chayah Godschalk-Visser

Binnenplaats Fort Elmina, de Nederlandse rol in de slavenhandel

De Nederlandse rol in de slavenhandel

Op 1 juli 2018 zijn de Surinaamse slavenregisters officieel openbaar gemaakt. Met behulp van 1500 vrijwilligers zijn de gegevens van ongeveer 80.000 mensen gedigitaliseerd en daardoor vrij toegankelijk gemaakt voor nakomelingen die op zoek zijn naar hun voorouders. Voorouders die onder Nederlands juk in slavernij leefden. Wat was eigenlijk de Nederlandse rol in de slavenhandel?

 

Het schetsen van een goed beeld van de Nederlandse rol in de slavenhandel begint met een bezoek aan Fort Elmina. Een groot, wit fort aan de kust van Ghana, waar verkochte Afrikanen door Nederlanders gevangen werden gezet. Bescheiden en beleefd legt de gids uit wat zich hier zo’n 381 jaar geleden heeft afgespeeld.

 

Hier moesten de tot slaafgemaakte mensen met honderden tegelijk in nauwe, vochtige kelders staan. Staan, want er waren zoveel mensen in één ruimte dat ze niet konden zitten. Ze konden niet naar een toilet, dus dat gebeurde ook hier, over de benen en voeten van de anderen. Lopend door de holle ruimte is het lastig voor te stellen dat hier mensen ingeklemd stonden, verhit door de huiden die tegen elkaar geplakt waren, met zweet en vuil van anderen op hun lichaam. Ziektes braken uit en wanneer iemand zou bezwijken, zou hij rechtop blijven staan, doordat ze zo vast zaten. Eeuwen later is hun geur in de stenen cellen nog steeds te ruiken.

 

Nederlanders op Fort Elmina

Fort Elmina werd in 1482 door de Portugezen gebouwd voor de goudhandel. Langs de kustlijn van Ghana, de Goudkust, stonden meerdere forten om goud vanuit de mijnen te verruilen en te verschepen. Later werd hier in plaats van goud, gehandeld in mensen; de slavenhandel. In 1637 werd Fort Elmina veroverd door een Nederlandse vloot. Ze borduurden voort op het werk van de Portugezen. Voor Nederland begon hier haar aandeel in de slavenhandel.

 

Afrikaanse handelaren namen mensen uit hun eigen volk gevangen. Mannen, vrouwen, kinderen, hele gemeenschappen uit het binnenland werden onder dwang naar de kust gebracht. Hier werden mensenlevens verruild voor goederen.

 

Op de binnenplaats van Fort Elmina werden de mensen gekeurd door de chirurgijn. De mensen die voor arbeid goedgekeurd waren werden met in vuur verhitte ijzers gebrandmerkt. Daarna moesten ze in de lage kelders wachten op de schepen, maar dit kon maanden duren. Er was geen verlichting, geen ventilatie en geen toilet. Er was weinig voedsel en water, en velen stierven door ziektes die de westerlingen meebrachten. Dit was de eerste introductie voor de Afrikanen die nooit eerder blanken hadden gezien.

 

Driehoekshandel

Onder de West-Indische Compagnie (WIC) voeren Nederlandse schepen vol nijverheidsproducten naar Fort Elmina. Hier verruilden ze de producten voor mensen met Afrikaanse handelaren. Daarna voeren ze met de mensen naar Nederlands-Brazilië (later ook Curaçao en Suriname) waar de mensen, mits ze de intensieve reis overleefden, voor de rest van hun leven op plantages slavenarbeid moesten verrichten. De Nederlanders verruilden de mensen voor koloniale waren en voeren terug naar huis. Nederland is verantwoordelijk voor het verschepen van zeshonderdduizend mensen. Volgens Gert Oostindie, hoogleraar Koloniale en Postkoloniale Geschiedenis, was het aandeel van Nederland in de trans-Atlantische slavenhandel ongeveer 5 procent.

 

Gevolgen van de slavenhandel voor Afrika

In totaal zijn er meer dan twaalf miljoen mensen uit Afrika verscheept. De slavenhandel liet Afrika kwetsbaar achter. Het wegvoeren van de vitaal sterkere mensen ondermijnde de lokale economie. Dorpen waren leeg; de mannen waren weg en zware arbeid kon niet meer gedaan worden; verhoudingen tussen stammen werden verstoord, met burgeroorlogen tot gevolg; stabiele politieke structuren werden uiteengeslagen, waardoor corruptie vrij spel had; Afrika was nu kwetsbaar voor kolonisatie; haar landen werden verdeeld onder machtigere westerse landen; Afrika heeft nog steeds een nadeel tegenover andere werelddelen en worstelt nog altijd om er economisch bovenop te komen.

 

Surinaamse slavenregisters openbaar

Het initiatief om het Surinaamse slavenregister openbaar te maken werd genomen door historicus Coen van Galen. Toen hij ontdekte dat er in Suriname slavenregisters bestonden die nog niet gedigitaliseerd waren en er tot die tijd óf geen geld óf geen initiatiefnemer voor was, besloot hij dit samen met Maurits Hassankhan op te pakken. “Onze missie was tweeledig; we wilden het voor nakomelingen mogelijk maken om informatie over hun voorouders te vinden. Voorheen was er enkel informatie beschikbaar tot 1863, het jaar waarin de slavenhandel door Nederland werd afgeschaft. Nu kan men terugzoeken tot 1830. Daarnaast helpen deze gegevens ons op wetenschappelijk gebied veel verder om een beeld te krijgen van wat slavernij doet met een mens, en hoe het ooit mogelijk was dat dit gebeurde.”

 

Van Galen merkt dat er sinds de openbaarmaking van de registers dat er veel belangstelling voor is. “We houden nu bijeenkomsten waarin we mensen uitleggen hoe ze hun voorgeschiedenis kunnen onderzoeken. Ook vanuit de wetenschap is er veel belangstelling voor de registers. We willen de nieuwe informatie op een constructieve manier gebruiken; we willen onze slavernijgeschiedenis niet opblazen of wegdrukken, maar we willen dit deel erkennen en ervan leren.”

 

Culturele herinneringen aan het Nederlandse slavenverleden

Want al verhalen onze geschiedenisboeken er niet over, de slavenhandel is wel degelijk een deel van onze geschiedenis. Een aantal van haar sporen zijn vandaag de dag nog terug te vinden.

 

In 1821, zeven jaar na de afschaffing van de slavenhandel, liet de Nederlandse regering aan het parlement weten dat de tot slaaf gemaakte Afrikanen niet als personen maar als zaken werden beschouwd. ‘Zij zijn het eigendom van hunnen meester: non sunt personae sed res.’

 

Ook de kerk stond achter de slavenhandel. Zolang de mensen geen christenen waren mochten ze tot slaaf gemaakt worden.

 

In de Jordaan verwerkten de suikerfabriekjes het suiker dat door slaven op Nederlandse plantages was verbouwd. En het zout dat de welgestelde burgers nuttigden kwam linea recta uit Curaçao.

 

Het Paleis op de Dam was in de 17e eeuw de vergaderplaats van de Sociëteit van Suriname. Hier werd overlegd over reisschema’s van slavenschepen en leningen aan de plantagehouders.

 

Het Amsterdamse burgemeestershuis was oorspronkelijk gebouwd voor een slavenhandelaar, Paulus Godin. De plaquette voor het huis herinnert hieraan.

 

Het West-Indisch Huis in Amsterdam was in de 17e eeuw de thuisbasis van de West-Indische Compagnie.

 

Op de binnenplaats van dit huis staat een standbeeld van Peter Stuyvesant, gouverneur van de Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland (nu New York), maar ook slavenhandelaar. Hij was verantwoordelijk voor de opleving van de slavenhandel op Curaçao, en hij was er voorstander van om slaven meer werk te laten uitvoeren.

 

Meer helden met standbeelden, en een zwart verleden:

 

Michiel de Ruyter, Nederlands admiraal, maar ook beschermheer van de slavenhandel. Toen het Fort Elmina in 1665 in Engelse handen was, heeft hij het heroverd, waardoor de slavenhandel voortgezet kon worden.

 

Piet Heyn en Witte de With, veroveraars van de Zilvervloot, zijn omstreden door hun (indirecte) betrokkenheid bij slavenhandel, vanwege hun dienst bij de WIC.

 

Jan Pieterszoon Coen, gouverneur-generaal van de VOC, maar ook de ‘slachter van Banda’. Hij viel met zijn leger de Indonesische Banda-eilanden aan en doodde duizenden Bandanezen.

 

Joannes van Heutsz, Nederlands luitenant-generaal, maar ook ‘pacificator van Atjeh’. Door zijn slachtpartijen werden zeventigduizend Indonesiërs op Atjeh gedood. Van Heutsz kreeg een staatsbegrafenis.

 

Een vrijgemaakte slaaf was nog lang niet vrij

In 1814 schafte Nederland de slavenhandel af. Maar daarmee was er nog geen eind aan de Nederlandse slavernij. Deze kon door illegale handel nog een halve eeuw voortduren. Doordat de overheid meer bezorgd was over de eigenaren dan de mensen in hun bezit, kwam de officiële afschaffing van slavernij pas in 1863. Per vrijgemaakt persoon kreeg de eigenaar 300 gulden, ter compensatie.

Hoewel de mensen nu vrijgemaakt werden, waren ze nog niet vrij. Ze moesten nog contractarbeid verrichten. Ze kregen hier wel loon voor, maar zaten er nog tien jaar aan vast. Ter illustratie: iemand die ten tijde van de afschaffing van de slavenhandel in 1814 werd geboren, was tot zijn zestigste niet vrij.

 

Lees ook: