KADERTEKST SCHOOLSTRIJD | Chayah Godschalk-Visser
De schoolstrijd was een strijd om de gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs. Nadat eeuwenlang de hervormde kerk het onderwijs in Nederland bepaalde, kwam daar onder de Franse bezetting van de achttiende eeuw een eind aan. Vanaf 1795 kwam er scheiding tussen kerk en staat, en onderwijs werd voortaan geregeld door de staat.
Met name Abraham Kuyper pleitte voor het bestaansrecht van christelijke scholen, ofwel bijzonder onderwijs, naast het openbare onderwijs. Ook de katholieken lieten van zich horen, door middel van een brief aan Koning Willem I. Nota bene, de liberaal Thorbecke nam in zijn grondwet van 1848 de vrijheid van onderwijs op, waardoor het bijzonder onderwijs bestaansrecht kreeg. Toch kreeg het nog geen overheidsgeld, wat de overlevingskans van christelijke scholen beperkte.
Er ontstond een schoolstrijd om bijzonder onderwijs financieel gelijk te stellen aan het openbaar onderwijs. Lokale verenigingen voor bijzonder onderwijs sloegen de handen ineen en groeiden uit tot confessionele politieke partijen. De protestanten en katholieken stonden hierin tegenover de seculiere partijen, de liberalen en socialisten, voor wie neutraal openbaar onderwijs een essentieel instrument was om 'de bevolking op te voeden tot moderne, weldenkende burgers'.
De liberalen en socialisten streden daarnaast voor het algemeen mannenkiesrecht, waarbij ze de steun van de confessionele partijen nodig hadden. Uiteindelijk kwam men tot een compromis; de liberalen en socialisten kregen het algemeen mannenkiesrecht in ruil voor de gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. De gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs werd vastgelegd in de Lager Onderwijs Wet van 1920.
Vrouwen tot 1956 'handelingsonbekwaam'
Veranderende schoonheidsidealen