“Write what should not be forgotten.” - Isabel Allende
Een warme knuffel om je te begroeten, lieve berichtjes op je Facebook-pagina, een onverwacht cadeautje van je vriend(innet)je. Het zijn van dat soort dingen die je
spontaan opvrolijken en je laten voelen dat je geliefd bent, met hier en daar een vlindertje in de buik. Heerlijk. Maar liefde is niet altijd lief.
Ik moet denken aan dat filmpje dat een aantal weken geleden over het internet ging. Een moeder had haar zoon bij demonstraties in Baltimore gezien en hem, op z'n
zachts gezegd, met harde hand daar weggehaald. "Ik wilde echt niet dat hij een tweede Freddie Gray zou worden. Is hij perfect? Nee, dat niet, maar hij is wel mijn zoon", verklaarde ze later in
een interview. Op de vraag hoe dat voor hem voelde, zei de jongen: "Ze deed het omdat ze om me geeft, ze wilde me beschermen." Veel mensen hebben het filmpje misschien met plaatsvervangende
schaamte voor de jongen zitten kijken, omdat hij zo door zijn moeder werd vernederd, maar eigenlijk is deze jongen bevoorrecht ten opzichte van velen anderen, want hij weet zich
geliefd.
Het was niet liefkozend en het was niet zachtaardig (en of het een pedagogisch verantwoorde aanpak was, is een andere discussie), maar het was uit liefde dat deze
moeder haar zoon beschermde en hem persoonlijk kwam weghalen van een plek die niet goed voor hem was. Hij zal de schaamte vergeten, maar voor altijd weten dat zijn moeder van hem
houdt.
Echte liefde is kordaat en recht door zee. Echte liefde beschermt je en zal je altijd de waarheid zeggen met als doel je beter te maken dan je gisteren
was. Misschien dat je het wel herkent, dat iemand je iets vertelt wat je niet wilt horen, waarvan je eigenlijk wel weet dat het de waarheid is. Het voelt
naar en geeft automatisch wrijving. Het is niet gek dat je eerste reactie is om in de verdediging te schieten. Want het betekent meestal dat je iets zal moeten veranderen, een andere weg in moet
slaan of een andere manier van denken aan moet nemen. En het kan lang duren voordat je het omarmt.
De meesten in je omgeving zullen zich er ook niet aan wagen om het te benoemen, bang voor de weerstand die ze kunnen krijgen. Bang dat het niet gezellig meer zal
zijn of dat je zelfs niet meer met ze wilt praten. Maar als je geluk hebt zit er één tussen die zegt: "Ook al kost dit me ons contact, ik geef er meer om dat het goed met je gaat en dat mag me
best iets kosten". Dus wanneer mensen je precies datgene zeggen wat je niet wilt horen, terwijl je diep in je hart voelt dat het de waarheid is, weet je
dan geliefd. Duw deze mensen niet weg, maar koester ze. Want ze koesteren jou.
Een warme knuffel om je te begroeten, lieve berichtjes op je Facebook-pagina, een onverwacht cadeautje van je...
Bericht door 365 dagen succesvol.
Een warme knuffel om je te begroeten, lieve berichtjes op je Facebook-pagina, een onverwacht cadeautje van je...
Posted by 365 dagen succesvol on dinsdag 14 juli 2015
Het is heet. Verdwaald lopen we langs een weg waar niemand woont. Vrachtwagens en boda's zoeven langs ons heen. Het rode stof dat ze achterlaten irriteert mijn neus en treitert mijn keel. In het gras en tussen de planten wachten insecten ons op. Maar ik kijk niet om me heen. Mijn blik is strak gericht op de voeten voor mij. Zoals een kuikentje de moederkip achterna loopt volg ik de Afrikaanse vrouw die de weg wijst. Ik zet mijn voeten waar zij is geweest. Ik concentreer me op haar ritme en in mijn hoofd maak ik er een deuntje op. Bij elke pas omhoog negeer ik de pijn in mijn benen. Ik ken het eindpunt niet en weet niet hoelang we nog moeten lopen. Ik probeer er niet aan te denken, ik probeer nergens aan te denken. Alleen aan de printen in het rode zand voor me.
Maar in dit verlaten gebied, ergens in Afrika, ver van huis, onder deze op z'n zachts gezegd oncomfortabele omstandigheden merk ik dat ik geniet. Niet van de brandende zon of mijn vermoeide spieren, niet van de warme lucht die moeilijk in te ademen is of van het lawaai om me heen. Ik geniet van het feit dat ik kan vertrouwen.
Voor even hoef ik niet mijn eigen spoor te trekken of mijn stappen te kiezen. Eventjes hoef ik niet om me heen te kijken om mezelf te beschermen voor wat er op me af komt. Even hoef ik niet te beslissen welke kant ik opga of na te denken waar ik uitkom. En heel even kan ik volgen, kan ik vertrouwen. De vrouw weet waar ze heen gaat en ze zal mij hier niet achterlaten. Het kabaal is niet gestopt en de auto's vliegen nog steeds om me heen, maar ik voel me veiliger dan ooit.
Bij onze bestemming aangekomen betrap ik mezelf erop dat ik had gehoopt dat er geen einde aan dit pad kwam, dat dit uur net iets langer zou duren dan alle anderen. Maar dan bedenk ik me waarvoor we hier zijn: om een meisje van negen jaar te laten zien dat ze geliefd en niet vergeten is. Ik kan direct doorgeven wat ik net heb ontvangen.
Terwijl het meiske in mijn armen vliegt concludeer ik dat ik de beste leerschool heb gevonden om een onbaatzuchtige, goede moeder te zijn: in het spoor van een nietsvermoedende Afrikaanse vrouw.
De wagen remt af. Het legervoertuig komt precies voor mijn neus tot stilstand. Het is één uit de reeks bijzondere exemplaren die onder luid gejuich in Apeldoorn
wordt onthaald. Het publiek had zich netjes in rijen langs de weg opgesteld om de Canadese veteranen te verwelkomen. En om ze te eren. Dit zijn namelijk dezelfde mensen die ons 70 jaar geleden
van de Duitse onderdrukking hebben bevrijd. Om de vijf jaar komen ze naar Nederland om dit met ons te herdenken. Aangezien hun hoge leeftijd, is dit waarschijnlijk één van de laatste keren dat ze
dit nog kunnen doen.
De mannen in het voertuig zwaaien naar de menigte en delen Canadese vlaggetjes uit. Brede glimlachen en glinsterende ogen sieren ze. Uit het niets staat één van hen
op en roept: "You know, you were worth liberating..." Het valt stil. Vlaggetjes zakken omlaag. Net als vele onderkaken. Verbazing is van de gezichten af te lezen. Ik voel hoe zijn woorden de
toeschouwers hebben geraakt. En anders mij wel.
"You know, you were worth liberating..." Kippenvel vindt zich een weg over mijn armen als ik probeer te bedenken hoe het
mogelijk is dat deze veteranen zo belangeloos handelden ten bate van mensen die ze niet eens kenden. Dat ze kwamen om te vechten voor een land, ver weg van huis. Vrijwillig. Dat ze kou, honger en
vuurgevechten trotseerden. Kameraden verloren en gruwelijke taferelen voor eeuwig op hun netvlies brandden. Dat ze trauma's opliepen, waar ze de rest van hun leven mee moesten dealen. Om
vervolgens terug te kijken en te concluderen: het is het waard geweest en ik zou het zo weer doen. Ik ben van mening dat er geen grotere liefde is dan dat; bereid zijn je leven te geven voor een
ander.
Net zo plotseling als hij voor me stond begint het legervoertuig weer te rijden. De man verdwijnt uit het zicht, maar zijn woorden niet uit mijn hoofd. En het duurt
niet lang voordat ze ook hun intrek in mijn hart nemen. De minderwaardige gevoelens die daar tot nu toe huisden worden het zwijgen opgelegd. Iemand vocht voor mij. Iemand stierf voor mij. En
iemand kwam terug om te vertellen dat hij geen spijt heeft van zijn offers. Zodat ik vrij mocht zijn. Dank u wel, dierbare held, dat u mij 70 jaar
geleden heeft bevrijd. En vandaag opnieuw.
Jij... bent onmisbaar
Je gaven onvervangbaar
Je kracht is inspirerend
Je wijsheid sierend
Je toekomst is hoopvol
Je dromen waardevol
Je creativiteit is uniek
En je hart geliefd
Je stroomt over van het talent
Je bent tot meer in staat dan je denkt
Ik hoop dat je dit zien gaat
Als je hier vannacht ligt, alleen op straat
“What about me?” Er staan dertig kinderen om me heen te gillen, maar de hoge stem van deze jongen raakt me. We zijn net de hele sloppenwijk door gegaan om rijst,
suiker en zeep uit te delen en de groep kinderen heeft ons gevolgd naar de auto. Hier zoeken we kleding uit voor een aantal baby’s en twee vrijwilligers proberen met moeite ballonnen op te
blazen. Tientallen handjes zijn uitgestrekt, wanhopig duwen ze elkaar aan de kant.
“What about me?!” Nog harder probeert hij de aandacht van de dames naar zich toe te trekken. Tevergeefs. De chaos is te groot, de geluiden te hard en de ballonnen
raken op.
Oneerlijkheid. Dat is het enige wat ik voel. We hebben deze week tachtig gezinnen eten gegeven, dat had Lucas uitgerekend. "Voor maar één maaltijd", had ik
gereageerd. Er waren nog zoveel mensen die niets kregen. Zal het ooit genoeg zijn? Hoe meer we doen, hoe meer nood we zien. Kan ik ooit tevreden zijn?
“What about me?” Het jochie blijft schreeuwen als iedereen in de auto stapt. Zijn pijnlijke vraag laat me niet los. En jij dan? Juist jij! Juist om jou heb ik
maandenlang deze reis gepland, heb ik geld gespaard en ingezameld, heb ik kilometers gereisd om hier te komen, heb ik alles wat ik gewend ben achter me gelaten en heb ik me in een cultuur gestort
waarin ik me nog steeds niet thuis voel. Juist om jou. Zodat ik op dit moment bij jou kan zijn en je kan vertellen dat je goed genoeg bent. Dat je geliefd en waardevol bent. Dit gaat om jou. Ik
stap weer uit en geef hem een knuffel. Een glimlach van oor tot oor verschijnt op zijn gezicht. Ook al spreek ik geen Luganda, deze taal snapt hij wel. In de auto vertelt onze vriend: “Het maakt
voor deze kinderen niet uit wat je ze geeft, maar dat je om ze geeft.”
Het kost maar een paar minuten: bevriend raken met een Oegandees meisje van tien jaar. Ze is ongelooflijk wijs; het lijkt alsof ik een volwassene tegenover me heb. Ze vertelt me over de keer dat haar zusje van een paar weken oud voor een rijdende auto werd gegooid. Door haar vader.
Ze neemt me mee naar de emoties van dat moment. Naar haar machteloosheid dat ze haar zusje niet kon redden. Haar eigen diepe overtuiging dat haar vader niet meer voor het kindje kon zorgen. Naar de hoofdrol van geld in haar leven, omdat het er niet is.
Dan kijkt ze me aan met haar wijze ogen en laat me in een paar seconden de realiteit van armoede zien. “Als ik later zwanger raak en daarom in de steek gelaten word, zal ik voor dezelfde keus komen te staan.” Haar blik verplaatst zich naar de grond en ik besef me: dit zijn geen monsters van mensen. Dit is de harteloosheid van wanhoop.
Het Oegandese meisje loopt al een tijdje achter me aan. Steeds wanneer ik me omdraai houdt ze halt. Nu ze eindelijk dichterbij durft te komen, stel ik de vraag waarop ze gehoopt had: “Are you hungry?” Verlegen knikt ze en staart naar de grond. Ik haal de chapatti’s die ik net op de markt heb gekocht, uit mijn tas tevoorschijn. De kleine pannenkoekjes zouden eigenlijk mijn avondeten voorstellen, maar ik duw ze in haar trillende hand. Ik stuur een glimlach haar kant op als ze knielt om haar dankbaarheid te tonen.
Wanneer ze wegrent, merk ik dat het me niets kan schelen om vanavond met een lege maag te gaan slapen. Wat geeft mij het recht om te eten als zij dat niet kan? Wat geeft mij het recht om niet te voelen waar zij doorheen gaat? De enige reden dat ik eten heb is dat mijn moeder in Nederland was toen ik geboren werd. Oneerlijkheid. Tegelijkertijd is dit de reden waarom ik nu dit meisje kan helpen.
De sfeer in de auto is opgewekt. Vrolijke Afrikaanse muziek klinkt schel uit de boxen. Onze vriendin rijdt de jeep behendig tussen een taxi en twee voetgangers door. Getoeter en geschreeuw, maar daar kijken we niet meer van op. Ik strijk af en toe door Norah’s kroeshaar, terwijl de dreumes heerlijk in slaap dommelt op mijn schoot. Het was een drukke ochtend, maar het goede nieuws van de arts over haar toestand heeft ons nieuwe energie gegeven. Afgezien van de hevige ondervoeding en een lichte depressie, is ze gezond. De test voor HIV bleek negatief en als ze door gezonde voeding wat aansterkt kan het helemaal goed komen met dit meisje.
Norah was als baby door haar moeder bij de buren achtergelaten. Zij hadden geen geld om haar te verzorgen en zetten haar in een donkere kamer, waar ze de hele dag in haar eigen uitwerpselen moest zitten. Door ondervoeding kan ze niet lopen of staan. Ze kan nauwelijks haar hoofd optillen of haar veel te kleine armpjes en beentjes bewegen. Ze is twee jaar, maar ze is nog zo hulpeloos als een baby van een paar maanden.
Het is warm. Mijn witte shirt is nat en stinkt van Norah’s zweet. Ik probeer me te bedenken of ik dat nog wel erg vindt. Norah draait zich om en klampt zich net iets steviger aan me vast. Natuurlijk niet, grinnikt ik in mezelf, dit is me alles waard. Alsof ze onze opluchting had gevoeld heeft ze bij het eten voor het eerst een lachje laten zien. We konden ons geluk niet op toen ze ook wat geluidjes maakte. Ik aai over haar hoofdje. Een zacht piepje. "Ja meisje, we gaan naar huis."
“Rennen, nu.” Moses' kalme woorden brengen de boodschap niet over. Een moment te lang blijft Quinten hem vragend aankijken. Dan grijpt Moses hem bij zijn shirt, trekt hem mee en zet het op een hollen. Al snel klinken luide kreten uit het kamp.
“Ze heeft ons verraden!”
Quintens angst neemt het over en hij rent hard voor hem uit. Moses volgt zijn neefje. Onder laaghangende takken door, dwars door struiken heen. Hij sprint zo snel als hij kan. Al zijn spieren doen zeer en hij ziet niets meer dan Quintens rug, maar hij blijft rennen. De geluiden achter hem komen dichterbij. Plotseling duikt er een rij bomen voor hem op. Zigzaggend ontwijkt hij ze. Moses ziet te laat dat Quinten springt en hij voelt dat hij struikelt. Met een klap ontmoet zijn hoofd de grond. Een stekende pijn dringt zijn kaak in. Quinten ziet hij niet meer. Een paar minuten te lang blijft hij liggen. Dan hoort hij geritsel bij zijn hoofd. Met een bonzend hart kijkt hij langzaam op. Vlak voor hem staat de stalen neus van een legerlaars. Uitgeput legt hij zijn hoofd weer neer. Dan klinkt er een harde knal. Moses hoort niets meer.
Alle rechten voorbehouden.
Paul, een toegewijde vader, stapt met zijn kinderen in de ICE naar Duitsland. De kleine Bram en grote zus Julia mogen voor het eerst mee op een internationale treinreis. Maar tijdens een moment van onoplettendheid raken de kinderen vermist. Hoe kunnen twee kinderen zonder enig spoor verdwijnen? Zitten ze nog in de trein of zijn ze uitgestapt? Iemand moet iets hebben gezien, maar waarom helpt niemand hem?
Dit gaat over een jongen in Oeganda en een jonge vrouw in Nederland. Over wat zij gemeen hebben; verwaarlozing en de gevolgen daarvan. Maar bovenal gaat dit over liefde. En de gevolgen daarvan.
Als er al duizenden jaren mensen in Nederland wonen, dan moet er wel iets van achterblijven. Niemand is zo goed in z'n sporen uitwissen. Gelukkig komen steeds meer historische plaatsen boven water... of boven de grond. Al deze ontdekkingen bieden ons steeds meer kennis over hoe het leven hier voor de vorige bewoners was. En ze laten ons zien dat we hier niet de eersten, de laatsten of de enigen zijn.